Wat was de beginsituatie?

Bij het begin van het project Lezen met begrip hebben we de staat van het lezen in de deelnemende klassen in kaart gebracht.


Dat hebben we gedaan door een leestoets af te nemen en door de leerlingen en de leerkrachten een korte enquête over begrijpend lezen voor te leggen. In totaal hebben 655 leerlingen en 33 leerkrachten de vragenlijst ingevuld.


  1. Hoe graag lezen leerlingen op school?

We polsten naar hoe leerlingen staan tegenover lezen op school. Daarbij hebben we een onderscheid gemaakt tussen de lessen begrijpend lezen en vrij lezen op school.


Op basis van deze cijfers lijkt het met het lezen op school op het eerste zicht wel mee te vallen: 58 % van de leerlingen vindt begrijpend lezen leuk tot heel leuk, 84 % van de leerlingen vindt vrij lezen leuk tot heel leuk.


De waardering voor lezen neemt wel af naarmate leerlingen ouder worden. In de derde graad vindt nog 49% van de leerlingen begrijpend lezen leuk tot heel leuk en houdt nog 80% van vrij lezen.

Als we de waardering van lezen op school afzetten tegenover andere schoolse activiteiten dan zien we eveneens een gemengd beeld.


Vrij lezen wordt opvallend positief gewaardeerd (met een score van 3,2 op 4); begrijpend lezen komt helemaal achteraan, maar blijft toch nog aanklampen bij het pelotonnetje met o.a. W.O., vraagstukken en schrijven.


Ook hier is er sprake van een neerwaartse trend naarmate leerlingen ouder worden.



  2. Wat lezen leerlingen graag?

We vroegen leerlingen wat ze het liefst lezen. Uit een lijst met verschillende genres en tekstsoorten mochten ze drie opties selecteren.


De resultaten zijn opvallend gelijklopend voor de tweede en de derde graad. Spannende verhalen, grappige verhalen en stripverhalen spannen de kroon. Non-fictieteksten (bijleerboeken, kranten en tijdschriften) doen het niet zo goed. Dunne boeken scoren ongeveer even hoog als dikke boeken.



   3. Hoeveel tijd besteden leerkrachten aan lezen?

De antwoorden variëren van één à twee lestijden per week tot wel tien lestijden per week.


De leerkrachten vonden dit een moeilijke vraag om te beantwoorden, omdat lezen vanzelfsprekend ook buiten de eigenlijke leeslessen aan bod komt. Dat verklaart de grote volumes tot meer dan 10 lestijden: krachtig leesonderwijs veronderstelt dat ook in de les W.O., actua of wiskunde aan lezen wordt gewerkt.


Daarnaast geeft ongeveer de helft van de leerkrachten aan dat de leerlingen bijna elke dag fictie én non-fictie lezen. De tijd besteed aan fictie neemt af in de derde graad, terwijl er dan net meer non-fictieteksten worden gelezen.



   4. Hoe karakteriseren leerkrachten hun leesonderwijs?

Leesstrategieën aanbrengen en inoefenen is een belangrijk onderdeel van het onderricht in begrijpend lezen. We vroegen leerkrachten welke strategieën zij regelmatig inoefenen én welke leesstrategieën zij het meest effectief vinden.


Een tekst samenvatten en voorkennis activeren zijn twee populaire strategieën, die eveneens effectief worden bevonden. Het aanleren van woordleerstrategieën komt beduidend minder aan bod. Wat opvalt is dat de strategie van het visualiseren wel als effectief wordt gezien, maar verhoudingsgewijs minder aandacht krijgt.